Henricus Adrianus Bogaerts werd op 18 november 1841 te 's-Hertogenbosch geboren als zoon van Henricus Bogaerts, paardenpostmeester, en Maria Francisca Minoretti. Henri trouwde in 1865 met de net nog negentienjarige Catherina Wilhelmina Lutkie, dochter van C. Lutkie, firmant van de bekende Bossche drukkerij Lutkie en Cranenburg. Het paar kreeg elf kinderen. Henri Bogaerts stierf op 22 december 1902 in Boxtel. Na een jeugd waarover niets bekend is, nam de 22-jarige Henri Bogaerts in 1864 in Den Bosch de gerenommeerde boekhandel en drukkerij over van P.N. Verhoeven en tevens diens titel 'drukker en boekhandelaar van paus Pius IX'. Weldra bracht Bogaerts het bedrijf tot verdere bloei. Hij had de tijd ook mee, want het liberalisme was op de terugtocht en de katholieken manifesteerden zich steeds nadrukkelijker. Zo beleefde Den Bosch in april 1867 de oprichting van de Katholieke Kring, een vereniging die ijverde voor de versterking van de katholieke zaak. Een strijdbare katholieke pers was daarbij onontbeerlijk en Bogaerts was een van diegenen die toen het voortouw namen. Nadat hij in 1866 het godsdienstig, geschied- en letterkundig maandblad De Katholiek van de gebroeders Langenhuijsen in 's-Gravenhage had overgenomen, richtte Henri Bogaerts samen met de uitgever en publicist H.A. Banning in 1867 Het Dompertje van den Ouden Valentijn op. Volgens de ondertitel bevatte het blad 'Kritisch historische bijdragen tot de geschiedenis van den dag'.
Even later begon Bogaerts eveneens met Banning het weekblad de Katholieke Illustratie, als zondagslectuur voor het katholieke Nederlandse volk. Het blad stond van begin af aan op een hoog peil door zijn rijk geïllustreerde uitvoering en zijn goede artikelen. In commercieel opzicht was het direct een groot succes met een landelijke oplage rond 30.000. Bogaerts komt de eer toe dat hij met de Katholieke Illustratie een aantrekkelijke en ijzersterke formule bedacht waarmee hij vele katholieke tijdgenoten niet alleen tot lezen bracht, maar ze ook bewuster maakte en strijdbaar voor hun geloof. Sinds 1867 zijn vele generaties met de Katholieke Illustratie opgegroeid. Toen het blad in 1968
| 9 |
na meer dan een eeuw werd opgeheven, was het een begrip geworden. Nog een andere gebeurtenis vormde een stimulans voor Bogaerts. Na de opheffing van het dagbladzegel in juli 1869, waardoor het uitgeven van kranten en periodieken voor eenieder aanzienlijk vergemakkelijkt werd, richtte Bogaerts met financiële steun van zijn zwager Eduard Lutkie Het Huisgezin op, als zondags bijblad van de Katholieke Illustratie. 'Ons blad zal bestemd zijn om in den boezem van het huisgezin de slechte pers te bestrijden, die zowel op godsdienstig als zedelijk- en politiek gebied niets ontziet om de harten te vervormen naar de moderne begrippen van geloofs- en zedeleer,' aldus motiveerde de uitgever zijn initiatief, waarmee hij zoveel mogelijk Nederlandse katholieke gezinnen hoopte te bereiken. Met Het Huisgezin legde Bogaerts de basis voor een krant die via vele verwikkelingen uiteindelijk zou opgaan in het Brabants Dagblad. Pas in 1960, negentig jaar na de oprichting ervan, verdween de naam Het Huisgezin voorgoed van de voorpagina en werd daarmee voorgoed persgeschiedenis.
Behalve in 's-Hertogenbosch vestigde Bogaerts zich ook in Amsterdam, Maastricht en Brussel. In Maastricht gaf hij onder andere de Nieuwe Limburger (1874-1883) uit, in Brussel l'Illustration Européenne, Le Rieur Illustré, De Belgische Illustratie en De Vlaamsche Illustratie. Bovendien gaf Bogaerts samen met A.W. Sijthoff in Leiden en twee Belgische uitgevers enkele geïllustreerde uitgaven uit, zowel in het Frans als het Nederlands, terwijl hij met Arnold Jansen van het missiehuis in Steyl in 1878 Die Heilige Stadt Gottes opzette. Op het thuisfront kwamen enkele prachtige werken tot stand met illustraties van de Franse kunstenaar Gustave Doré, die ook geregeld de Katholieke Illustratie illustreerde, dit tot groot genoegen van onder anderen Vincent van Gogh!
Deze activiteiten kostten veel geld. Bovendien wilde Bogaerts zich meer toeleggen op de druktechniek. Voor meer dan ƒ 200.000,= verkocht hij daarom al zijn uitgaven - waaronder het zojuist door hem opgerichte geïllustreerde maandblad De Katholieke Missiën - aan de daarvoor in juni 1876 opgerichte maatschappij de Katholieke Illustratie, waarvan hij en Banning de eerste directie vormden.
Nu Bogaerts zich meer op het drukken kon concentreren, kwam hij al snel met zijn spraakmakende vinding 'Peinture Bogaerts', een drukprocédé waarmee hij verrassende resultaten behaalde. Het betrof een reproductietechniek waarmee Bogaerts en zijn nakomelingen decennia lang duizenden reproducties vervaardigden van schilderijen en foto-
| 10 |
portretten die nauwelijks van het origineel te onderscheiden waren. De afbeelding in kwestie werd namelijk eerst met behulp van fotografie in kleurendruk gereproduceerd en daarna op schilderslinnen of op een paneel aangebracht dat was voorzien van een reliëflaag. Hierna werd de druk met olieverf overgeschilderd. De schildering gecombineerd met het reliëf en de gelijkenis met de oorspronkelijke afbeelding suggereerden dan dat men te maken had met een origineel schilderij. Bogaerts' verdiensten bleven niet onopgemerkt, want al in 1877 werd hij tot ridder van de orde van de H. Gregorius de Grote benoemd en in de grafische branche behaalde hij enkele prestigieuze medailles en erediploma's.
Omdat Bogaerts' bedrijf met zijn succesvolle houtgraveursinrichting in Den Bosch te klein werd en er daar geen uitbreiding mogelijk was, bouwde hij in 1879 een nieuwe fabriek in Vught. Kosten noch moeite werden daarbij gespaard. Maar met dit alles had Bogaerts duidelijk te veel hooi op zijn vork genomen en tevens wreekte zich de 'vreeselijke warboel' in zijn bedrijf. Toen Bogaerts in de zomer van 1883 in grote financiële problemen raakte moest hij zich niet alleen terugtrekken uit de directie van de maatschappij de Katholieke Illustratie, maar werd hij ook gedwongen tot verkoop van zijn Vughtse drukkerij aan zijn schoonfamilie Lutkie en Cranenburg. Deze maatregelen mochten
| 11 |
Bogaerts echter niet meer baten, want in het voorjaar van 1884 werd hij failliet verklaard. Daarmee viel feitelijk het doek voor de 41-jarige gedreven uitgever en raakte hij in vergetelheid. Nog enkele malen duikt Bogaerts' naam op. In 1886 vertrok hij met vrouw en kinderen naar Brussel, waar hij met zijn werk in 1888 een 'Eere-Diploma en Gouden Medaille' behaalde. Zonder Henri keerden Bogaerts' vrouw en kinderen in 1889 weer naar Nederland terug en vestigden zich in Boxtel. Bogaerts beproefde intussen zijn geluk in Londen, van waaruit hij eind augustus 1891 vertrok om zich bij zijn gezin in Boxtel te voegen. Kort daarna is er in Boxtel weer sprake van een 'Peinture Bogaerts', die onder leiding van Bogaerts' zoons Emile (1873), Henri (1877) en Louis (1878) ruim veertig jaar zou bestaan. Ongetwijfeld heeft Henri zijn zoons achter de schermen met raad en daad bijgestaan.
'Na een korte ongesteldheid' stierf Henri Bogaerts op 22 december 1902 aan een bloedspuwing. Hij werd 61 jaar oud. Henri Bogaerts behoort tot Nederlands grote negentiende-eeuwse pioniers op het gebied van uitgeven en drukken. Daarnaast droeg hij met name door de uitgave van de Katholieke Illustratie en Het Huisgezin bij aan de emancipatie van zijn katholieke tijdgenoten.
| 12 |
Bronnen | |
• | M. Altena, M. van de Laar en A. Stijnman, 'Henri Bogaerts, een leven tussen tijdschriften, houtgravures en kunstreproducties. Fotografie in dienst van de reproductie', in: Het licht van de negentiende eeuw. De komst van de fotografie in de provincie Noord-Brabant, Eindhoven 1997, 169-182 |
• | Katholiek Documentatie Centrum, Nijmegen, collecties Aalberse en Van Meurs |
• | Diverse jaargangen van de Katholieke Illustratie/Het Huisgezin |
Oprichter van de Katholieke Illustratie, zondags lectuur voor het Katholieke Nederlandsche Volk, in 1876; in 1869 begon hij ook met een dagblad onder de naam 'Het Huisgezin' in 's-Hertogenbosch, mede ontstaan op initiatief van C.L. Lutkie. Bogaerts had intussen ook de Nieuwe Limburger opgericht. Was ook de oprichter van 'Peinture H.Bogaerts' houtgraveur en tekenaar; was oorspronkelijk uitgever en boekhandelaar; stichtte in 1880 in Boxtel het atelier met de bedoeling samen met zijn zoons goede kopieën te maken; hij leidde de houtgraveurs op in zijn houtgraveerinrichting te 's-Hertogenbosch tussen 1874 en 1880, zoals J. Bolle, Th. Kerstel, J. Stühl en A.C. Verhees. Zijn zoons Aloysius en Henricus Bogaerts waren compagnons in 'Peinture H. Bogaerts'. Na de dood van Henricus in 1933 werd de 'peinture' opgeheven. Aloysius overleed in 1957 te Nuenen. | 176 |
Maarten van Boven, Bossche Heeren : Een biografie van het Bossche sociëteitsleven 1789-2019 (2019) 209
Ruud van Breukelen, 'Henri Bogaerts (1841-1902)' in: Brabantse biografieën 5 (1999) 9-12
H.F.J.M. van den Eerenbeemt, Geschiedenis van Noord-Brabant (1996-1997) I. 155, 394, 395, 396, 423
H.F.J.M. van den Eerenbeemt en L.P.L. Pirenne, 's-Hertogenbosch op de drempel van een nieuwe tijd (1960) 66, 37, 68, 74
C.J. Gudde, 's-Hertogenbosch geschiedenis van vesting en forten (1974) 233
Charles de Mooij en Paul Kokke, De Muze als Motor : Beeldende kunst en de ontwikkeling van het moderne Brabant, 1796-1940 (1996) 64
Nederland's Adelsboek (1942) 180; (1960) 286; (1967) 272; (1974) 279
Noordbrabants Historisch Jaarboek 12 (1995) 168, 170, 175, 176, 190
Pieter A. Scheen, Nederlandse Beeldende Kunstnaars 1750-1950 A-L (1969) 118
Aart Vos, 's-Hertogenbosch : De geschiedenis van een Brabantse stad 1629-1990 (1997) 242
Th. A. Wouters, Van bedeling naar verheffing XI (1968) 30n